Normen voor het meten van geluid

Voor arbeidsomstandigheden wordt de blootstelling aan geluid op de werkplek beoordeeld door een combinatie van werkzaamheden, rekeninghoudend met specifieke omstandigheden. Voor de machinerichtlijn moet het geluid van alléén de betreffende machine worden beoordeeld met minimale bijdrage door andere geluidsbronnen of door de akoestisch omgeving (galm) en bij goed omschreven en reproduceerbare bedrijfscondities. Beide beoordelingsmethoden resulteren in een zeer verschillende meet-norm.

Arbeidsomstandigheden: NEN-EN-ISO 9612 (NEN 3418 is vervallen)

Geluid op de arbeidsplaats ten behoeve van de arbo risico-inventarisatie wordt gemeten volgens NEN-EN-ISO 9612. Met deze norm kan de schadelijkheid van het werk op het gehoor worden bepaald. Voor arbeidsomstandigheden wordt altijd de geluidsbelasting bepaald behorend bij een taak of een combinatie van taken. De relatieve bijdrage van elk taak of deeltaak kan met NEN-EN-ISO 9612 worden bepaald indien de zogenaamde ‘task-based’ methode wordt gebruikt. Dan kunnen de juiste prioriteiten worden bepaald bij het nemen van maatregelen.

Daarnaast bevat IS0 9612 twee methode waarbij gedurende willekeurig intervallen of hele dagen wordt gemeten. Dat is eenvoudiger wat betreft werkzaamhedenanalyse en berekening van de dagdosis, de totale meettijd is daarbij in het algemeen langer. NEN 3418 en NEN 3419 zijn vervallen. Een toelichting bij ISO 9612 is in voorbereiding.

Inleiding ISO 9612 – powerpoint presentatie.

NPR 3438 is een leidraad om de hinder van geluid op de arbeidsplaats te beoordelen. Hiermee kan het geluidniveau wordt getoetst aan de benodigde mate van concentratie en communicatie op het werk. Ook de nagalmtijd in de werkruimte wordt hierbij betrokken.

Machinerichtlijn / CE markering / geluidsvermogen

Beoordeling van geluid voor de richtlijn arbeidsmiddelen vraagt dezelfde aanpak als voor de machinerichtlijn.
Voor CE markering wordt voor geluidmeting bij voorkeur gebruik gemaakt van Europees geharmoniseerde normen. In deze normen worden minimum eisen gesteld aan (akoestische) omstandigheden en bedrijfscondities om de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de resultaten te borgen. Het gebruik een geharmoniseerde norm heeft als grote voordeel dat de benodigde toelichting bij de meetmethode en de resultaten zo beperkt mogelijk is; dat bespaart tijd en geld. Bovendien is er dan op voorhand maximale consensus over de resultaten. Afwijken van de een geharmoniseerde norm is daarom sterk af te raden.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen het meten van het geluidsvermogenniveau van een machine en het geluidsdrukniveau op de bedienplaats. De belangrijkste normen voor in situ metingen zijn:

  • Geluiddrukniveau van machines op de bedienpostitie: deze wordt gemeten volgens de serie NEN-EN-ISO 11200 t/m 11204;
  • De akoestisch situatie ter plaatse bepaald de meest geschikte van deze methoden, soms moet met ISO 3744 of 3746 het oppervlak gemiddelde geluidsniveau worden bepaald voor het toepassen van (lokale) correctiefactoren;
  • ISO-11205: Als boven maar met intensiteitsmeting in drie richtingen. Het resultaat is het geluidsdrukniveau alsof deze in het vrijveld gemeten zou zij, daarom is hierop geen correctie meer nodig;
  • Geluiddrukniveau en geluidsvermogensniveau van machines op locatie vaststellen gaat met behulp van:
    NEN-EN-ISO 3744 of 3746: bepaling van geluidsvermogen in situ met behulp van geluiddrukmeting over een nauwkeurig vastgelegd meetoppervlak, of;
    NEN-EN-ISO 3747: bepaling van geluidsvermogen op locatie met behulp van een vergelijkingsmeting met een referentiebron, of;
    NEN-EN-ISO 6914 deel 1 en 2: bepaling van geluidsvermogen met intensiteitsmeting.

Verder zijn voor de machinerichtlijn van belang:

  • NEN-EN-ISO 4871: Deze geeft aan op welke wijze en met welke marges de opgave van het geluidniveau dient te geschieden;
  • NEN-EN-ISO 12001: Indien u een meetprotocol (noise test code) wilt opstellen specifiek voor uw machine geeft deze norm aan waar dat protocol aan moet voldoen.

Een knelpunt bij het meten van geluid van machines is het beoordelen van de invloed van de akoestische omgeving en het bepalen van de meetonzekerheid. Dit is van groot belang voor de reproduceerbaarheid van de metingen en het bepalen van keuringscriteria. Wat u als fabrikant wil is enerzijds een onweerlegbare meting en anderszijds een zo laag mogelijk gespecificeerd geluidsniveau. Om zo goed mogelijk aan beide eisen te voldoen moet met grote zorg te werk worden gegaan.

Specifieke normen geluidsmeting machines een kleine selectie:

  • ISO 11094: motor aangedreven grasmaaiers, bos- en tuinbouwtrekkers (extern geluid)
  • NEN-EN-ISO 9902: Textielmachines (zeven delen)
  • NEN-EN 12053: industriële transportvoertuigen
  • NEN-EN 12076 (ontwerp): persluchtcompressoren
  • NEN-EN 13023: drukpersen, papiermachines en aanverwante grafische machines
  • NEN-EN 13487: warmtewisselaars, condensors en droge koelers
  • ISO 15744: niet electrische handgereedschappen (bijvoorbeeld pneumatische)
  • ISO 6395: grondverzetmachines (extern geluid)
  • ISO 7779: gegevensverwerkende en communicatieapparatuur (bijvoorbeeld computers)
  • ISO 7960: houtbewerkingsmachines (19 speciale typen)

Normen waarin voorschriften over wijze van geluidmeting zijn opgenomen:
NEN-EN 13898: veiligheid van zaagmachines (alleen metaal)

Trillingsmeting (lichaamstrillingen)

Bij trillingsmeting voor arbo en machinerichtlijn wordt onderscheid gemaakt tussen lichaamtrillingen (whole body vibration) of hand-armtrillingen:

  • ISO 8041: beschrijft de eisen waaraan de meetapparatuur moet voldoen, specifiek voor lichaams- en hand-armtrillingen;
  • ISO 2631-1: beoordeling van blootstelling aan lichaamstrillingen: algemeen;
  • ISO 5349-1: beoordeling van blootstelling aan hand-armtrillingen: algemeen;
  • ISO 5349-2: beoordeling van blootstelling aan hand-armtrillingen: praktisch aanwijzingen voor meting op de werkplek.

Bovenstaande normen hebben in de eerste plaats betrekking op het vaststellen van de blootstelling (expositie) aan trillingen. Dat is iets anders dan het beoordelen van het trillingsniveau veroorzaakt door een toestel of voertuig. In het eerste geval wordt een praktijksituatie beoordeeld, in het tweede een referentiesituatie.

NEN-EN 1032: trillingsniveau van mobiele werktuigen; leidraad voor het opstellen van meetvoorschriften
NEN-EN 13059: veiligheid van transportwerktuigen: trillingsmeting
ISO 8662: trillingsniveau van motoraangedreven handwerktuigen, 11 delen (machinespecifiek)

In Nederland zijn er ook richtlijnen voor het meten en beoordelen van trillingen in gebouwen, verdeeld naar het doel:

  • SBR deel A: Schade aan gebouwen
  • SBR deel B: Hinder voor personen in gebouwen
  • SBR deel C: Storing aan apparatuur

Zie ook: Trillingen in het arbeidomstandigheden besluit